woensdag 4 oktober 2017

§ 55. Wat is een wonder en waaraan kan, tenminste in sommige gevallen, de authenticiteit van een wonder worden herkend?

ZEVENDE HOOFDSTUK - Wonderen


§ 55. Wat is een wonder en waaraan kan, tenminste in sommige gevallen, de authenticiteit van een wonder worden herkend?

Onder een wonder verstaan we hier een buitengewoon feit, dat de krachten van de natuur te boven gaat en wat alleen door de bijzondere werking van God kan gebeuren. Deze twee voorwaarden moeten beiden absoluut aanwezig zijn; want er kunnen soms wonderlijke dingen gebeuren, waar geen mens of een natuurkracht toe in staat is, zonder dat er daarom sprake is van een wonder. Als er bijv. iemand opeens een vreemde taal begint te spreken die hij nooit geleerd heeft of in waarheid weet te vertellen wat er op het moment op grote afstand gebeurt, dan is het zeker een feit, dat de krachten van de mens te boven gaat, en langs de natuurlijke weg ook niet te verklaren valt, en toch kan men niet gelijk zeggen dat zoiets werkelijk een wonder is. Waarom niet? Omdat het heel goed kan gebeuren dat zoiets niet door de tussenkomst van God gebeurt, maar door de tussenkomst van de duivel. De duivel is dan wel slecht, maar hij is wel een engel gebleven; en daarom is zijn kracht en verstand veel groter dan dat van ons. Bovendien kan hij, omdat hij een geest is, en dus geen lichaam heeft, zich in een oogwenk van de ene plaats naar de andere begeven, zonder ergens door te worden tegen gehouden. Het gevolg is dat de duivel, in zover God het toelaat, iets vreemds of wonderlijks kan doen of bewerken, waartoe een mens niet in staat is; maar dit is geen wonder, maar duivelswerk.

Maar hoe kan men nu onderscheiden, of een bepaald wonderlijk feit, door de tussenkomst van God of van de duivel gebeurt? Hoe kan men nu weten of zoiets werkelijk een wonder is, of alleen maar het werk van de duivel? Dat is niet altijd even makkelijk, en daarom moet men bij het beoordelen van zulke feiten altijd heel voorzichtig te werk gaan; maar toch zijn er veel gevallen, waar de werking van God duidelijk en met zekerheid kan worden onderscheiden.

Ten eerste, wanneer er iets gebeurt, dat blijkbaar niet alleen de krachten van de mens, maar ook de krachten van alle schepselen (dus ook van de duivel) te boven gaat, dan is het duidelijk, dat zoiets gebeurt door de bijzondere tussenkomst van God; bijv. iemand die uit de dood opstaat, dat kan geen enkel schepsel, dat kan God alleen, de enige meester van leven en dood. Als dus zoiets gebeurt, weten we zeker dat er sprake is van een echt wonder.

Ten tweede, als de wonderlijke en bovennatuurlijke gebeurtenissen die her en der gebeuren of gebeurd zijn, als gevolg hebben dat daardoor de eer van God en de uitbreiding van de godsdienst worden bevorderd, ook dan kan men er zeker van zijn dat zulke feiten niet gebeuren door de tussenkomst van de duivel, maar door de tussenkomst van God. Om dit met een voorbeeld te verduidelijken: stelt u zich eens voor dat (zoals vaak gebeurd is en nog steeds gebeurt) een deugdzaam en heilig priester, die onder de heidenen het geloof verkondigt, door het kruisteken of door het storten van een klein gebed, veel zieken plotseling geneest, aan verschillende doven het gehoor en aan blinden het zicht teruggeeft, en dat bij het zien van die wonderen de heidenen bij honderden zich bekeren en afstand doen van hun zedeloze levensstijl en zich met hart en ziel inzetten voor het geloof, de deugd en de reinheid. Men zou het verstand verloren hebben wanneer men in zulke gevallen durft te beweren dat die wonderlijke genezingen het werk zijn van de duivel. De duivel zal namelijk geen moeite doen om zijn eigen rijk te vernietigen en de mensen aan te sporen een godsdienstig en deugdzaam leven te leiden en daardoor in de hemel te brengen. In zulke gevallen is het dus duidelijk dat men werkelijk te doen heeft met wonderen.



Geen opmerkingen: